Team Tasmanië
I woke up at 5:00 that morning because unlike other days I had to be at a certain place at a certain time. So unlike other days I got up before the sun got up. Packed my tent, had breakfast and left the rough looking caravan park I had stayed the night at, located in an industrial area close to the port of Melbourne. It had been a noisy night with trucks, trains and street racers passing close by all night. You get what you pay for and because I had paid $10 for the night that seemed about right. No worries though, good times were to come, I was sure of it.
I went to the docks where my bike and I would board the Spirit of Tasmania II, one of two ferries that go back and forth between Melbourne and Devonport, Tasmania.
After riding into the belly of the big steel beast through its gaping mouth at the front of the ship my bike was lashed down and I made my way up to the passenger decks to check the ship out. After a little while the bike and me departed on our 10-hour voyage, covering some 400 kilometers at about 50 km/h. That gave me some time to chat to other passengers, see the friendly lady at the onboard tourist info desk, practice my stacking skills at the “all you can fit on a plate” buffet and stare out of the windows at the waves.
Ik werd die ochtend om 5:00 wakker omdat ik, in tegenstelling tot de meeste andere dagen op een zeker tijdstip op een zekere locatie moest zijn. Ik pakte mijn tent in, at een ontbijtje en reed de camping af waar ik die nacht doorgebracht had, gelegen op een industrieterrein dicht bij de haven van Melbourne. Van echte nachtrust was geen sprake geweest omdat er de hele nacht lang trucks, treinen en straatracers vlak naast de camping voorbijgeraasd kwamen. Het principe van “je krijgt waar je voor betaald” bleek hier van toepassing, ik had een tientje betaald voor mijn overnachting dus dat klopte wel ongeveer. Maar “No worries!” want het zou al snel leuker worden, dat wist ik vrij zeker.
Ik ging naar de haven waar ik met de motor aan boord ging van de Spirit of Tasmania II, een van de veerboten die heen en weer varen tussen Melbourne en Devonport op Tasmanië.
Nadat ik door de grote gapende mond van het stalen bakbeest naar binnen was gereden parkeerde ik mijn motor benedendeks waar die werd vastgesjord en ging ik het schip verkennen. Na een tijdje kwam het schip in beweging en begonnen mijn motor en ik aan onze 10 uur durende reis van zo’n 400 kilometer. Ik had dus tijd genoeg om wat met andere passagiers en de vriendelijke dame van de toeristen informatie kiosk te kletsen en mijn stapel vaardigheden te oefenen bij het buffet waar je betaalt per vol bord

Motor rijden heeft zo zijn voordelen: als eerste op de ferry!
Once the ship was moored at the dock in Devonport it was time to suit up and ride out, I finally got to see Tasmania! This was something I had been looking forward to for a long time, everybody I’ve talked to about this island state is very enthusiastic about it, motorcyclist in particular because of the great roads and stunning scenery.
Ever had that experience that you have been looking forward to something and when the time came you were somewhat disappointed? This certainly wasn’t one of those cases! It was going to be a great time!
Rolling off the ship, joining the que for the quarantine inspection where all fruit, vegetables unlicensed firearms and/or rocket propelled grenades would be impounded, (yes, these things are all mentioned in the customs brochure) I looked around me and right next to me I saw two guys on motorcycles. Both bikes decorated with luggage and the luggage decorated with stickers from just about every country, mountain pass or biker club between Europe and Tasmania I came to a rapid conclusion: these guys have also spent a small fortune to live like a homeless person and ride a motorbike half way around the world. Cool!
Because of the helmets and the need to go through the quarantine check, communication was kept to a minimum:
Guy on motorcycle: “Want to join, ride together?”
Me: “Yup!”
Guy on motorcycle: “Follow us to the supermarket!”
Me:“(thumbs up)”
Once at the supermarket we introduced ourselves and it turned out my new riding buddies were Lucas from Germany, riding a BMW X-Challenge and Andor from Romania, riding a Honda Africa Twin. They had both ridden from home to Australia, basically my planned route but in the other direction, and had met several times on the way. We plundered the supermarket for supplies and as we walked out had a chat with an older man who was walking by. He asked us if we were planning to see Cradle Mountain, now that the weather was good. We told him that was the plan, since it’s one of those must-see things on the island. He told us to bring warm clothes, when he was young, he went there on a school trip in the middle of summer. It was a beautiful day, 25 degrees. Then the weather changed, it started to snow and two of his classmates died. In Melbourne they can have four seasons in a day, on Tasmania they seem to take it one step further.
Nadat het schip was aangemeerd aan de kade in Devonport was het tijd om mezelf weer in mijn motorpak te hijsen en het schip af te rijden, eindelijk was ik op Tasmanië!
Hier had ik a lang naar uitgekeken, iedereen die ik over deze eiland staat heb gesproken is er erg enthousiast over, zeker de motorrijders, vanwege de fantastische wegen en de adembenemende landschappen.
Ooit de ervaring gehad dat je ergens lang naar uitkeek en toen het eindelijk zo ver was het tegenviel? Dit was zeker niet zo’n geval, het zou een geweldige trip worden!
Nadat ik het schip verlaten had en aansloot in de rij voor de quarantaine inspectie waar alle groente, fruit, ongeregistreerde vuurwapens en/of raketwerpers in beslag genomen zouden worden (ja, dat stond echt allemaal in de folder van de douane) keek ik om me heen en zag twee andere motorrijders. Beide motoren waren voorzien van koffers en de koffers waren voorzien van stickers van zo ongeveer elk land en elke bergpas of motorclub tussen Europa en Tasmanië dus ik kwam al snel tot de conclusie dat er hier nog twee types waren die een klein vermogen uitgegeven hadden om als een dakloze te kunnen leven. Cool!
Vanwege de helmen en omdat we door de quarantaine heen moesten werd de communicatie tot een minimum beperkt:
Kerel op motor: “Zin om aan te haken, samen rijden?”
Ik: “Ja!”
Kerel op motor: “Volg ons naar de supermarkt!”
Ik: “(Duim omhoog)”
Eenmaal aangekomen bij de supermarkt konden we ons aan elkaar voorstellen en bleken mijn nieuwe motormaatjes Lukas uit Duitsland, op een BMW X-Challenge en Andor uit Roemenië, die op een Honda Africa Twin reed. Ze waren alle twee van thuis naar Tasmanië gereden, in feite de route die ik gepland had maar dan in omgekeerde richting, en ze waren elkaar onderweg diverse keren tegengekomen. Nadat we de supermarkt geplunderd hadden liepen we naar buiten waar we een praatje maakten met een oudere man. Hij vroeg ons of we van plan waren Cradle mountain te beklimmen nu het mooi weer was. We waren dat inderdaad van plan, het is letterlijk een van de hoogtepunten van het eiland. Hij gaf ons de tip warme kleren mee te nemen, toen hij jong was had hij de berg ook beklommen op een school uitje. Het was een prachtige dag, 25 graden. Ineens sloeg het weer om en begon het te sneeuwen, twee van zijn klasgenootjes kwamen om het leven. In Melbourne kunnen ze vier seizoenen in een dag hebben, op Tasmanië doen ze er blijkbaar nog een schepje bovenop.

After spending the night camping in a forest just outside of Devonport we rode to Cradle Mountain, snow or no snow, it’s still a must-see! We walked up the narrow tracks to one of the lookouts where we enjoyed the view on the mountains around and the lake below us. We manage not to freeze to our deaths because the weather stayed fine and we had a good time walking, talking and joking. It was good to have some company again to share the fun with, and Lukas and Andor turned out to be great company. On the way from the mountain walk to the carpark we spotted some wombats in a field. We decided they needed closer inspection and had a lot of fun looking at these super cute marsupials while taking some photo’s and videos. The wombat now resides firmly on the number one position of my “Cutest animals in Australia” list.
Na een nachtje wildkamperen in een bos net buiten Devonport reden we naar Cradle mountain, sneeuw of geen sneeuw, wij gingen die berg op!
We liepen de smalle paadjes naar een van de uitkijkpunten op waar we genoten van het uitzicht op de bergen om ons heen en het meer onder ons. Gelukkig vroren we niet dood omdat het weer goed bleef en we hadden een hoop lol tijdens onze wandeling met leuke gesprekken en de nodige geintjes. Ik was blij dat ik weer reisgenoten had en Lukas en Andor bleken toffe gasten te zijn.
Onderweg van de bergwandeling naar de parkeerplaats zagen we wat wombats in een veld en we besloten dat die beestjes van dichterbij geïnspecteerd moesten worden. We hadden een hoop lol met het fotograferen en filmen van deze buideldiertjes met als resultaat dat de wombat nu op de nummer een positie van mijn “Schattige beestjes in Australië”-lijst staat.

Van het uitzicht aan het genieten met Andor

Cradle mountain in de achtergrond. Had ik al gezegd dat het daar mooi is?

Een wombat op zoek naar wat sappig gras om op te knabbelen

Zo schattig dat het bijna pijn doet

Ok, nog een wombat foto dan, omdat het kan
On the days that followed we explored the roads on the west coast of beautiful green Tasmania and after a night in the Arthur River caravan park on the west coast I proposed to have a look at the Arthur-Pieman conservation area just to the south, where according to the map some dirt roads are to be found. It turned out these roads were just deeply rutted tracks in the loose sand of the dunes. Not exactly terrain where me and my bike excel with all that gear hanging off the back. The result was that I spent a lot of time on my face in the sand, followed by attempts to wrestle the bike on its wheels again, much to the amusement of Andor and Lukas. Later we spotted a rocky side track with a sign that indicated the beginning of something called the Balfour Track, with the added message “Winches and snorkels required, travel in convoy recommended”.
Well, we were traveling in convoy and Andor had a snorkel set and fins strapped to one of his panniers and since riding the loose sand started to get annoying we decided to give it a go.
It soon turned out that the Balfour Track was a nice challenge with some more deep sand, sections with loose, sharp rocks and some very boggy bits where the mud was deep and sticky. Lukas turned out to be very good at spotting the sections where the mud was deepest, carefully maneuvering his bike into those bits so Andor and I would end up pushing, pulling and lifting his bike while Lukas was gunning the engine. All great fun in my book, I love a good team challenge and it reminded me of the four wheel driving I did on my previous Australia trips. Can’t beat a day out in the bush, getting dirty and wearing yourself out while trying to sink a motorbike!
Op de daaropvolgende dagen reed ik met mijn maatjes op de wegen aan de west kust van het groene Tasmanië en na een nacht op een camping in het dorpje Arthur River stelde ik voor om het Arthur-Pieman natuurreservaat, net ten zuiden van ons, eens te gaan bekijken. Als we de kaart mochten geloven zouden er daar de nodige onverharde wegen zijn. Eenmaal daar aangekomen bleek dat deze wegen niet meer waren dan diepe wielsporen in het losse duinzand, niet bepaald het terrein waar mijn motor en ik echt in uitblinken, gezien de berg spullen die ik meezeul.
Het resultaat was dat ik regelmatig met m’n gezicht in het zand lag, gevolgd door een hoop gestoei om de motor weer op zijn wielen te krijgen, hetgeen Andor en Lukas van het nodige amusement voorzag. Een stukje verderop zagen we een rotsachtig zijpaadje met een bord erbij dat aangaf dat hier het begin was van het Balfour 4×4 pad, met de toegevoegde mededeling dat terreinwagens voorzien moesten zijn van een lier en snorkel (voor diep water doorwadingen) en dat het aangeraden werd in konvooi te reizen. Nu was het toevallig zo dat we in konvooi reisden en Andor had een snorkel, masker en een setje flippers op een van zijn motorkoffers en aangezien we het losse zand nu wel zo’n beetje gezien hadden besloten we een poging te wagen.
Al snel bleek dat het Balfour pad een aardige uitdaging was met nog meer diep zand, gedeeltes met losse, scherpe stenen en stukken met enorme poelen vol plakkerige modder. Lukas bleek een aangeboren talent te bezitten om precies aan te voelen waar de modder het diepst was, om zijn motor daar vervolgens in te prakken zodat Andor en ik vervolgens aan de bak mochten om aan het ding te trekken, duwen en tillen terwijl Lukas vol gas gaf. Ik kan dat soort gein altijd wel waarderen, ik houd wel van een leuk team uitje en het deed me denken aan de lol die ik met mijn terreinwagens had tijdens mijn vorige Australië reizen. Er gaat niks boven een dagje buitenspelen in de bush, waar je lekker smerig en moe kan worden tijdens een ouderwets potje “begraaf de motofiets”, heerlijk!

Aan het begin van het Balfour pad, vol op lol

Andor is ook klaar voor de strijd

Lukas poseert niet voor foto’s, die geeft gewoon gas

Het voordeel van vallen in los zand is dat het geen pijn doet. De motor optillen is dan wel weer een uitdaging

Andor laat even zien hoe het moet op zijn zwaar beladen Africa Twin

Ik heb het ook naar mijn zin

Lukas in zijn natuurlijke omgeving op de Belfour: tot z’n assen in de modder

Sommige delen van het pad waren wat vochtig
After
that round of bush exercise we came to the end of the track and found ourselves
on the Western Explorer road. This is a gravel road that was built just a few
years ago when there was just wilderness out there. Now there is just
wilderness and a gravel road. The whole west coast of the island is pretty
devoid of people, roads or towns, so while we were riding this awesome road we
looked out at endless bush. No other roads, power lines, towns or anything
indicating human presence. Just bush. Great!
After a short intermission on the side of the road when Andor had a flat front
tyre, we arrived at a place called Corinna which is basically a pub and some
nice tourist accommodation. We had a beer at the pub and, being the low budget
travelers we are, did not check in for a cottage at the riverbank but pitched
our tents on the concrete foundations of an old building somewhere in the bush.
After all the fun and games of that day we slept very well.
The next morning started with a ride on the small barge called “The fat man” across the Pieman river and we stopped for some groceries and fuel in Queenstown. After that we rode towards Tasmania’s capitol Hobart, but during the ride I felt very tired and I could see by the way Andor was riding in front of me he was tired too. So, we stopped on the side of the road where Lukas brewed up two cups of ultra-strong instant coffee. Soon I felt more awake but the effect the black stuff had on Andor, who normally doesn’t drink coffee, was spectacular. This is where I have to explain that Andor, under normal circumstances, is a bit of clown, coming up with all sorts of jokes or pulling pranks. Now he just went ballistic, running around like an almost two-meter-tall Jack Russell while messing with our bikes and trying hard to piss us off in a funny way.
Note to self: Do not feed the Romanian coffee. Ever.
Toen we klaar waren met dit rondje bush fitness omdat we aan het eind van het pad waren gekomen, bleek dat we op de Western Explorer road terecht gekomen waren. Deze gravelweg is pas een paar jaar geleden aangelegd toen er daar alleen nog maar wildernis was. Nu is er wildernis en een gravelweg. Aan de west kust zijn de mensen, wegen en dorpen nogal dun gezaaid dus tijdens onze rit op deze geweldige weg keken we uit op eindeloze, ongerepte bush. Er zijn daar geen andere wegen, hoogspanningsmasten, dorpen of wat dan ook dat menselijke aanwezigheid verraad. Alleen maar bush. Geweldig!
Na een kort intermezzo aan de kant van de weg omdat Andor een lekke voorband had kwamen we aan in Corinna. Dat is niet zozeer een dorpje maar meer een kroeg met accommodatie voor toeristen. Na een welverdiend biertje in de kroeg besloten we onze low-budget principes te volgen en de mooie huisjes aan de rivieroever te laten voor wat ze waren en in plaats daarvan onze tentjes op te zetten op de betonnen fundering van een of ander gesloopt gebouw ergens in de bush. Na alle activiteit van die dag sliepen we daar prima.
De volgende ochtend begon met een overtocht op het veerpontje genaamd “The fat man”, de dikke man. Die bracht ons naar de andere kant van de Pieman rivier waar we de weg volgden naar het dorpje Queenstown om daar boodschappen te doen en te tanken. Daarna besloten we dat het tijd werd om af te zakken naar de hoofdstad van Tasmanië, Hobart. Tijdens die rit begon ik me erg moe te voelen en ik kon aan de manier waarop Andor reed zien dat hij ook moe was. Dus stopten we langs de kant van de weg waar Lukas voor ons twee koppen ultra sterke instantkoffie maakte. Ik reeg al snel wat meer energie maar de uitwerking die het zwarte goedje had op Andor, die normaal geen koffie drinkt, was ronduit spectaculair. Dit is een goed moment om even uit te leggen dat Andor onder normale omstandigheden al een aardige pretletter is die met allerlei geintjes en rare acties de boel aardig weet op te fleuren. Maar na zijn kop koffie ging hij zo’n beetje door het lint en stuiterde als een soort Jack Russel van bijna twee meter in het rond terwijl hij onze motoren probeerde te saboteren en ons op komische wijze het bloed onder de nagels vandaan wist te halen.
Interne memo: Voer de Roemeen onder geen beding koffie. Nooit.

Aan boord op de ‘Fat man’

Misverstand over Australië: het is daar altijd warm
Later that afternoon we arrived in Hobart where, still high on caffeine, we looked for a place to camp. We ended up at a scout’s campground on top of a hill. By that time it was dark, cold and the clouds had moved in, covering the hill in fog so it was clammy and everything was dripping with moisture. Great camping weather! While we were busy with our daily ritual of bashing our tent pegs into the ground using rocks, a friendly neighbor came over to hand us his hammer to use for this task. (We motorcycle adventurists don’t carry hammers, they are heavy, heavy is bad) When I returned the hammer, I introduced myself and our friendly neighbor told me his name was Iain and his wife was called Di. We talked for a while at their campfire (the only thing on that hill that wasn’t damp and cold) and they gave me their phone number, telling me that if I made it to Perth I should come and visit them.
The next day I spent at the local KTM dealership where I bought oil and an oil filter. The owner of the shop was kind enough to let me use an oil catch pan and some rags so I could change my oil, clean my air filter and check the clearance of the valves in front of the shop. While I was doing that Todd arrived, a KTM rider participating in the KTM Rally Tasmania, whom I met on the ferry. We decided to go to a pub for a beer, a burger and a lot of talking about bikes and travel. After that I rode back up the hill tot the campground, going slow enough to spot and avoid the wallaby coming at me through the drizzle, trying to commit hara-kiri by motorcycle.
Later die middag kwamen we aan in Hobart waar we, nog high van de cafeïne, op zoek gingen naar een kampeer plekje. We kwamen uit op een scouting kampeerterrein en tegen die tijd was het donker, koud en waren de laaghangende wolken over de heuvels gezakt zodat alles droop van het vocht. Geweldig kampeer weertje!
Terwijl wij druk bezig waren onze tentharing de grond in te rammen met wat stenen kwam een vriendelijke buurman aangelopen die ons zijn hamer uitleende voor dit karweitje. (Wij motor avonturiers hebben geen hamers bij ons, hamers zijn zwaar en zwaar is slecht) Toen ik zijn hamer terugbracht raakte ik aan de praat met de buurman en zijn vrouw die Ian en Di bleken te heten. We kletsten een tijdje gezellig bij hun kampvuurtje (het enige plekje waar het niet nat en koud was op die heuvel) en ze gaven mij hun telefoonnummer met de mededeling dat als ik ooit in Perth terecht kwam ik ze op moest komen zoeken.
De volgende dag bracht ik door op de stoep voor de plaatselijke KTM-dealer waar ik olie en een oliefilter kocht. De eigenaar was zo vriendelijk me een bak om olie op te vangen en wat lappen uit te lenen zodat ik mijn olie kon vervangen, mijn luchtfilter kon schoonmaken en de kleppen kon stellen voor zijn winkel. Terwijl ik daar mee bezig was kwam Todd aangereden. Ik was Todd op de ferry tegengekomen en hij was op Tasmanië om met zijn KTM aan de KTM Rally Tasmania deel te nemen.
We besloten na gedane arbeid naar een pub te gaan voor een biertje, een hamburger en een hoop geklets over motoren en reizen. Daarna reed ik de heuvel naar het kampeerterrein weer op waarbij ik langzaam genoeg ging om de wallaby die uit de miezerregen opdook te kunnen ontwijken en daarmee zijn poging tot harakiri door motorfiets te verijdelen.

Ik kijk even naar de gravelweg die we net op gereden zijn, was een geweldige rit

Soms is het net of je in de Alpen bent
After a damp night we packed up our wet tents (see, it’s not all glitz and glamour, this motorcycle travel thing) and we made our way to the Tasman peninsula where we stopped in a place called Do Town. All houses there have names like Do’in allright, Do’in nothing, Do Little and so forth. To finish it off we then had lunch at a place called Do-licious.
We rode around the peninsula, had a look at some ruins of an old coal mining settlement plus jail, had a drag race on a beach (Andor first, Lukas second, me third) and tried to find a place to free camp for the night. This proved difficult because there are lots of “no entry” and “private property” signs so we decided to ask a local for advice. When I spotted a lady at the gate to her driveway, I asked her if she knew somewhere we could free camp and she replied we could camp on their property, on top of the hill with an ocean view. She showed us where to go and later her husband arrived with a steel fire pit so we could have a campfire.
The next morning we went down to the house to thank this friendly couple for their hospitality and got invited for coffee (Andor was given tea for safety reasons) when their son Brendon arrived. He invited us to come over to his property close by to camp there for the night. He promised a barbeque and a campfire so we couldn’t say no to that. We followed Brendon to his place and admired his skills as he demonstrated that a Toyota Camry can do most of what a Land Cruiser can, as long as it’s a company car. After arriving at his property Brendon told us he doesn’t live there, he just bought the suburb sized bit of land in the hills so he can enjoy a quiet beer at a campfire on the weekends and have somewhere to teach his kids how to ride dirt bikes. He then went on to explain that because his kids then needed tracks to ride their bikes on, so he had found an excuse to buy an old bulldozer, a bobcat and an excavator. Can’t argue with this guy’s logic, right?
He drew us a mud map of the tracks he had carved in the hills, we striped the bikes of all luggage and went ripping around on the property. Never had as much fun on a bike as that day! It was awesome powering up hills on the back wheel, jumping rocks and power sliding around corners. After two hours we got back to the shacks in the middle of the property where by now Brendon had the barbeque going, his parents and a mate of his had arrived and we took turns having a shower in the bathroom shack. Luxurious!
After some streak, sausages and a salad we had some bourbon&cola. The empty cans made for good targets so out came the hunting rifle with scope and we put some holes in the cans, great fun!
After a few more drinks at the campfire it was time to retire and we slept in one of the shacks in a real bed with a real matrass.
After a good night sleep and armed with a slight hangover we packed up, got some tips from Brendon about nice gravel roads to ride on our way north and after expressing our gratitude for the great time we had we set off again.
Na een vochtige nacht pakten we onze drijfnatte tenten weer in (het is niet altijd feest, dat motorreis gebeuren) en reden naar het Tasman- schiereiland waar we terecht kwamen in het dorpje Do-town. Alle huizen daar hebben namen als Do’in allright, Do’in nothing, Dolittle enzovoorts. Klap op de vuurpijl was de lunch van een kraam genaamd Do-licious.
Tijdens onze verkenning van het schiereiland namen we een kijkje bij de ruïnes van een dorpje bij een oude kolenmijn, hielden we een dragrace op het strand (eerste plaats voor Andor, Lukas tweede, ik was derde) en probeerden we een plekje te vinden om te wildkamperen.
Dat bleek een uitdaging gezien de hoeveelheid “verboden toegang” en “privéterrein” bordjes, dus besloten we een van de lokale inboorlingen om advies te vragen. Toen ik iets later een oudere dame bij de poort van haar oprit zag staan vroeg ik haar of ze een goed kampeerplekje wist waarop ze zei dat we wel op hun land mochten kamperen. Ze wees ons naar de heuvel me zeezicht waar we terecht konden en even later kwam haar man aan met een grote vuurkorf zodat we een kampvuurtje konden stoken. Toen we de volgende ochtend naar het huis gingen om deze aardige mensen te bedanken voor hun gastvrijheid werden we uitgenodigd voor een kop koffie (Andor kreeg voor de zekerheid thee) toen hun zoon Brendon binnenkwam. Hij nodigde ons uit om op zijn land te komen kamperen en beloofde een barbecue en kampvuur dus daar konden we geen nee tegen zeggen. We volgden Brendon naar zijn optrekje en waren erg onder de indruk van zijn vaardigheden toen hij demonstreerde dat een Toyota Camry bijna alles kan wat een Land Cruiser kan, zolang het maar een auto van de zaak is. Bij aankomst op zijn lapje grond formaatje woonwijk vertelde Brendon dat hij hier niet woonde maar dat hij het perceel gekocht had om in het weekend rustig een biertje naast een kampvuurtje zou kunnen drinken en een plek had om zijn kinderen te leren met crossmotoren te rijden. Daarna legde hij uit dat om zijn kinderen ook ergens daadwerkelijk te kunnen laten rijden hij wel paden aan moest leggen in de bush op zijn land, wat hem een goed excuus gaf een bulldozer, graafmachine en een bobcat te kopen. Geen speld tussen te krijgen, niet?
Hij tekende een kaart in het zand om uit te leggen waar we konden rijden, haalden alle bagage van de motoren om daarna eens goed tekeer te gaan. Nog nooit zo’n lol gehad op een motor als die dag! We hadden de grootste lol, we scheurden op ons achterwiel hellingen op, sprongen over rotsen en kwamen vol gas driftend bochten uitgevlogen. Na twee uur kwamen we terug bij de hutten die midden op het perceel stonden waar Brendon inmiddels de barbecue aangestoken had, zijn ouders en een vriend gearriveerd waren en wij om de beurt konden douchen in de badkamerhut. Grote luxe!
Na getrakteerd te zijn op steak, worstjes en salade dronken we wat bourbon&cola. De lege blikjes waren goede schietschijven dus werd er een jachtgeweer met kijker tevoorschijn gehaald en knalden we wat gaten in de blikjes, erg vermakelijk.
Na een volgende ronde drankjes rond het kampvuur was het bedtijd en mochten we een bed uitzoeken in een van de hutten en sliepen die nacht op een echt bed met een echt matras.
Na een goede nachtrust en gewapend met een lichte kater pakten we onze spullen weer in, kregen wat advies van Brendon over welke gravelwegen we op onze weg naar het noorden zeker niet mochten missen. Na hem uitgebreid bedankt te hebben voor de geweldige gastvrijheid namen we afscheid van onze gastheer en gingen we weer op pad.

Australiërs weten wel hoe je gasten vermaakt: dingen kapot schieten!

Maar goed dat we de bourbon eerst opgedronken hadden en daarna gingen schieten, andersom zou alcoholmisbruik geweest zijn

Wat klein onderhoud op de camping

Drie motoren, drie tentjes. De drie motorrijders waren even een biertje halen…

Even spelen in een steengroeve

Het uitzicht vanaf de Western Explorer highway, bush zo ver je kan zien en dan nog verder
In the following six days that we had left together on Tasmania we rode more stunning gravel roads, hiked up mountains, swam in the chilly deep blue waters of Bass straight while the bikes were parked next to the white beaches. We ate some good hamburgers (and some pretty terrible ones too), had a good laugh when we spotted a Chinese tourist with a four-meter carbon fiber selfie stick on top of a mountain and experienced some more great Tasmanian hospitality.
Travelling Tasmania with my riding buddies Lukas and Andor will be an experience I won’t forget any time soon, I had a great two weeks on the island.
In de daaropvolgende zes dagen die ik nog samen met Andor en Lukas op Tasmanië zou doorbrengen reden we op nog meer geweldige gravelwegen, beklommen bergen en zwommen we in het koude azuur blauwe water van de Bass straat terwijl de motoren naast de witte stranden geparkeerd waren. We genoten van uitstekende hamburgers (en betreurden een paar beroerde exemplaren), lachten ons suf toen we een Chinese toerist tegenkwamen op een berg die met een vier meter lange carbon vezel selfiestick stond te zwaaien en we ontvingen nog meer Tasmaanse gastvrijheid.
Mijn reis rond Tasmanië met mijn motormaatjes Lukas en Andor is een ervaring die ik niet snel zal vergeten, het waren twee geweldige weken.

Weer een aangepast verkeersbord. Vliegende Tasmaanse duivels, echt!?